James Bill Dickson

VERONGELUKKEN AMERIKAANSE JAGER.

Tekst: Sander Reinders†

Op zaterdagmiddag 8 april 1944 vond er boven Haulerwijk een luchtgevecht plaats.

Amerikaanse en Duitse jagers beschoten elkander.

Ik was bijna elf jaar en was met de buurjongen Tinus de Vries en mijn op het land. Mijn vader was aan het ploegen.

Plotsklaps werd er geschoten in de lucht door overtrekkende vliegtuigen. Het paard was zo geschrokken en werd bang door het lawaai in de lucht, dat mijn vader en wij, op bevel van mijn vader in een droge sloot doken.

Er werd behoorlijk geschoten en de lucht was gevuld met brokstukken van een verongelukt vliegtuig.

Het land van mijn vader was op een afstand van 500 meter waar het verongelukte vliegtuig was neergekomen.

Tinus en ik dachten dat wij er wel even konden kijken waar het vliegtuig was neergekomen, maar mijn vader verijdelde dat.

Wij kregen opdracht om ogenblikkelijk naar huis te gaan om mijn moeder gerust te stellen.

Achteraf bleek dat een gedeelte van het vliegtuig naast de woning/boerderij van de familie Eelse Hof was neergekomen.

Het was een Amerikaanse Mustang P-51-B-10.0e piloot eerste luitenant James Bell Dickson is hierbij om het leven gekomen.

Hij was afkomstig uit Aberdeen Mississippi.

Op 11 april 1943 is Dickson begraven op de Gemeentelijke begraafplaats te Haulerwijk.

Na de bevrijding is hij herbegraven op de oorlogsbegraafplaats aan de Hereweg te Groningen.

In een later stadium zijn de stoffelijke resten overgebracht naar de Amerikaanse begraafplaats te Margraten.

Later heeft de familie de stoffelijke resten laten overbrengen naar zijn geboorteplaats Aberdeen Missippi U.S.A.

 

Omstreeks twee uur 's middags waren de bewoners van het Fries-Groningse grensgebied getuige van een hevig

luchtgevecht boven hun hoofden. Hoog in de blauwe voorjaarslucht zagen ze een aantal vliegtuigen om elkaar heen buitelen. Het doffe staccato van vurende boordwapens vermengde zich met het hoge gehuil van jagers die doken en weer optrokken. Melle P. Postema, Zevenhuizen, was van dit gevecht getuige en hij herinnert zich: 'Het was prachtig zonnig weer -- de hemel was stralend blauw met hier en daar een zeer dunne bewolking. Ik hoorde vliegtuigen die van oost naar west vlogen. Op zeker moment zag ik een jager (Mustang?), vlakbij, p/m. 6. à 800 meter hoog. Plotseling zwenkte hij naar links - richting Haulerwijk. Op hetzelfde ogenblik waren er veel meer jagers, vermoedelijk vier Duitsers en twee Amerikanen. Ze begonnen om elkaar heen te draaien. Nu eens waren ze hoog en dan weer doken ze als een steen naar beneden tot op een hoogte van zeker niet meer dan tien meter. Schieten kon ik niet horen. Ooggetuigen bij Haulerwijk vertelden mij echter dat er voortdurend werd geschoten.

Toen ze weer dichterbij kwamen, klonk een lange vuurstoot. Ik zag stof opwaaien van een stuk bouwland, ongeveer 100 meter van me vandaan. Inslaande kogels Ik maakte dat ik achter een muur kwam. Om het hoekje kijkend zag ik de toestellen boven Haulerwijk in duikvlucht overgaan; er waren er op dat moment vijf en ze vlogen achter elkaar. Op naar schatting 300 meter hoogte kwam uit het voorste vliegtuig opeens een brede witte streep, wel100 meter lang, die meer leek op condens dan op rook. Ik zag toen het hele staartstuk van het voorste toestel afbreken en rechtsom naar beneden tollen. Ook een vleugel brak eraf, naar ik meen de rechter. Vervolgens sprong het hele vliegtuig (ik denk dat het toen niet hoger dan 100 meter boven de grond was uit elkaar.'

Ook de in Een woonachtige Kees Tysma was van het luchtgevecht ooggetuige: ' Plotseling zag ik vanuit of van boven een wolk een glinsterend witte jager tevoorschijn komen. Terwijl ik als betoverd stond te kijken, begon het toestel traag uiteen te brokkelen. Alsof het moe was en er genoeg van had. Alsof de verschillende delen aan elkaar gelijmd hadden gezeten en nu door de warmte van de zon gesmolten waren. Toen pas klonk het geratel van een boordwapen.'

Volgens een andere ooggetuige (de heer Ettema) kwam de Amerikaanse jager achter de vloer Duitse jagers naar beneden en sprong de Amerikaan plotseling uit elkaar, hoewel er op dat moment niet werd geschoten. Inderdaad is het mogelijk dat metaalmoeheid, zich manifesterend tijdens een te scherpe duik, de ondergang van de jager heeft veroorzaakt.

De romp kwam neer op plm. drie meter van de voorgevel van het boerderijtje bewoond door Eelse Hof. Eén stuk viel bij het huis van de familie Ettema. Die streek heet daar 'het bos' en ligt ongeveer een kilometer ten zuidoosten van Haulerwijk. De motor kwam enkele honderden meters verderop neer, aan de andere kant van de weg en het kanaal Haulerwijk Veenhuizen en moet nog diep in de drassige grond zitten. Volgens Melle Postema was het gevecht na het neerstorten van de jager nog niet afgelopen. 'Richting Bakkeveen draaiden ze nog door de lucht. Ik hoorde duidelijk kogels inslaan in een jager die zich aan de strijd onttrok. Langzaam vliegend op geringe hoogte - circa 50 meter - verdween het toestel zichtbaar kreupel via De Wilp en Marum in de richting van de stad Groningen. Geruchten spraken van een noodlanding bij Dorkwerd of Den Hom. De andere jagers waren plotseling verdwenen. Ik geloof dat het er zes in totaal waren.' Tot zover het belangwekkende ooggetuigenverslag van Melle Postema.

Kees Tysma vervolgt: "In een oogwenk waren het allemaal jagers, Amerikaanse en Duitse, die elkaar met huilende motoren, al schietende, door nauwe bochten nazaten. Ik greep het al klaarliggende gereedschap, sprong op de fiets en begaf me in de richting waar ik dacht dat het toestel moest zijn neergekomen. Het was niet moeilijk te vinden. Hoe dichter je in de buurt kwam, hoe meer dravende en fietsende mensen je zag, die allemaal de richting aangaven die je moest volgen. Op de Slinke, dicht bij een zandweg, vlak naast de sloot, lagen de vleugels. Maar de machinegeweren die eruit staken zaten muurvast. Toen kreeg ik het instrumentenbord te pakken. Dat was ook wel de moeite waard. Je moest vlug zijn en je kans waarnemen zo lang de landwacht er nog niet was.'

'Schweinhund'

Mevrouw Hof, die toentertijd met haar man en drie kinderen de boerderij bewoonde waar de brokstukken van het vliegtuig neerkwamen, vertelt dat zij opeens hoorde hoe iets met een harde klap vlak bij de boerderij tegen de grond sloeg, Ze was met haar kinderen alleen

In huis en durfde vanwege het schieten en het lawaai eerst niet naar buiten om te zien wat er was gebeurd, Even later vermande ze zich echter en zag toen dat een neergestort vliegtuig in stukken naast de boerderij lag,

De heer Hof zag het luchtgevecht vanuit de verte en vond het maar beter om naar huis te gaan, Toen hij de boerderij naderde, zag hij metaal op de grond schitteren en wist meteen dat een van de toestellen vlak bij zijn boerderij was neergestort, Daar aangekomen zag hij het vliegtuigwrak in vier grote stukken uiteen liggen, Volgens Hof en andere Haulerwijkers zouden de Duitsers beweerd hebben dat het vliegtuig niet werd neergeschoten, maar dat de motor door overbelasting uit elkaar zou zijn gesprongen, Persoonlijk neigen we tot de veronderstelling dat staart en vleugels zijn afgeknapt Wonder boven wonder raakte noch het vliegtuig noch de wegstromende benzine in brand, De heer Hof herinnert zich hoe het hem intrigeerde dat op een bepaald gedeelte van de romp verscheidene hakenkruizen waren afgebeeld (volgens hem waren het acht tot tien, volgens zijn vrouw ongeveer vier), De Duitse schildwacht, hiernaar gevraagd, brieste: 'Der Schweinhund, so viele Deutschen hal er abgeschossen!'

Toen ging bij Hof een licht op, Volgens de Duitsers zouden er twaalf hakenkruizen op het toestel hebben gestaan.

Jams Bill Dockson in zijn jager
Jams Bill Dockson in zijn jager
Jams Bill Dockson in zijn jager
Jams Bill Dockson in zijn jager
Jams Bill Dockson in zijn jager
Jams Bill Dockson in zijn jager

Jim Bell Dickson

Op ongeveer 30 meter van de boerderij vond men in een weiland de piloot, die nog in de stuurstoel zat vastgesjord en aanvankelijk nog tekenen van leven gaf, maar vrijwel meteen overleed, Het was de 21-jarige 1 lt. James Bell Dickson, een dokterszoon uit Aberdeen, Mississipi, een kleine donkere man die een grijsachtige vliegeroverall en schoenen met daarover vlieglaarzen droeg, Hij behoorde tot het 358ste Squadron van de 355ste Fighter Group van de Achtste Amerikaanse luchtmacht, die op de vliegbasis Steeple Morden in het graafschap Hertfordshire was gestationeerd,

1/U. James B. Dickson van de 355ste Fighter Group. Hij kwam op 8-41944 op 21-jarige leeftijd om het leven toen zijn P-51 Mustang neerstortte te Haulerwijk.'Jim Bell' was een atletisch gebouwde, bijzonder intelligente jongeman, die zich had voorgenomen mettertijd in de voetstappen van zijn vader te treden, die arts was in Aberdeen , Mississippi. Twee weken na de Japanse aanval op Pearl Harbor meldde hij zich, zoals zovelen van zijn landgenoten, bij de Amerikaanse strijdkrachten.

Ruim twee jaar later was hij in Europa en vloog zijn gevechtsopdrachten vanaf Steeple Morden (Herts.). Hij bracht het tot zeven overwinningen.

Opgetekend door (via William S. Dickson)

Ook Bert van de Berg, een destijds 29-jarige textielhandelaar, die van het luchtgevecht en de explosie getuige was geweest, spoedde zich per fiets naar de plaats des onheils. Hij was erg ontdaan door de aanblik van de dode vlieger en bedekte het lichaam van de gesneuvelde met een in de gauwigheid gerequireerde beddenlaken. Naderhand, toen men een brancard had aangevoerd, droegen vier mannen het lijk naar de schuur van Eelse Hof. Hier werd het met de nodige piëteit op een laag hooi neergelegd. Een Duits soldaat betrok de wacht.

Na te zijn gekist werd het lichaam van Jim Bel) Dickson opgebaard in het dodenhuisje op de Protestantse begraafplaats van Haulerwijk. Op de ochtend van 11 april 1944 werd de gesneuvelde vlieger begraven. Bij de begrafenis waren van Duitse zijde slechts een onderofficier en twee soldaten aanwezig (de aanwezigheid van een officier vond men in die dagen wellicht al te veel eer); van Nederlandse kant woonden de burgemeester van Ooststellingwerf, de heer Gerlof Auke Bontekoe, de plaatselijke Hervormde predikant, Ds. Meyering en een paar politiemensen de sobere plechtigheid bij. De geestelijke sprak enkele woorden aan het graf en bad het 'Onze Vader', De inwoners van Haulerwijk was de toegang tot de begraafplaats ontzegd, maar zij hadden zich in groten getale achter de beukenhagen verzameld: een laatst huldeblijk aan een gevallen bondgenoot.

Na de bevrijding werden de stoffelijke resten per vergissing opgegraven en naar verluidt overgebracht naar de (tijdelijke) oorlogsbegraafplaats in het Sterrebos aan de Hereweg te Groningen. De inwoners van Haulerwijk hadden de Amerikaanse autoriteiten verzocht het graf in hun woonplaats in stand te mogen houden, waarmee de familie van de gesneuvelde vlieger akkoord was gegaan. Toen het stoffelijk overschot door een ambtelijke fout toch werd weggehaald, besloot de familie het alsnog naar de V.S. over te laten brengen. Zo kreeg Jim Bell, zoals hij bij de familie en vrienden bekend stond, een laatste rustplaats in de stad waar hij was geboren en opgegroeid. Zijn broer schreef later: 'Nooit heb ik zoveel mensen openlijk en zonder schaamte zien huilen als bij de teraardebestelling te Aberdeen.' Jim Bell was zeer gezien en de lieveling van de familie; als de oorlog niet tussenbeide zou zijn gekomen, zou hij ongetwijfeld in de voetstappen zijn getreden van zijn vader, die arts was.

Jim Bell Dickson had zeven bevestigde overwinningen op zijn naam. Bovendien maakte hij aanspraak op zeven of acht waarschijnlijk vernietigde vliegtuigen. Het schijnt dat hij al deze overwinningen behaalde met de P-47 Thunderbolt, waaraan hij de voorkeur gaf boven de P-51 vanwege de zwaardere bewapening. We nemen aan dat zowel zijn P-47 als zijn P-51 de naam van zijn vrouw droeg: 'Bobbie Lou'.

Wat het aantal op Jim Bells vliegtuig geschilderde swastika's aangaat: van zijn broer weten we dat hij eens gezegd heeft nooit op zijn vliegtuig te zullen aangeven dat hij een 'aas' was, omdat dit de pogingen van de Duitse jachtvliegers hem te doden alleen maar zou verdubbelen. Blijkbaar herzag hij zijn mening, want zoals we inmiddels weten gewagen de, ooggetuigenverslagen van een 4 aantal op de vliegtuig romp aangebrachte hakenkruizen.

Hieronder nemen we de verklaring op van een van de medepiloten piloten van Lt. Dickson. Donaid M. Martin, 1/Lt., Air Corps, piloot in het 358ste Fighter Squadron:

Ooggetuigenverklaring

Op 8 april 1944, vloog ik (in de positie) Trooptrain Green 2, onder ik leiding van 1Lt. Dickson. We waren op de terugweg en bevonden ons ten noorden van de koers in buurt van de Duits-Nederlandse grens toen 1Lt. Dickson de neus van zijn vliegtuig plotseling naar beneden richtte en scherp naar mij toedraaide. Hij riep me niet op en ik was genoodzaakt er overheen te vliegen met 1Lt. Kenney, die (in de positie) Green 5 vloog. We gingen in een zeer snelle duikvlucht omlaag tot ongeveer 6000 voet (2000 m) waar verscheidene vliegtuigen in een gevecht gewikkeld waren.

Eén hiervan was een 'Mustang van de RAF en de andere waren Me 109's. Lt. Dickson rolde bijna op zijn rug om deze in een linker bocht de pas af te snijden. Ik volgde, maar raakte volkomen "black-out" toen ik er doorkwam. Ik bleek in een steile hoek omhoog te gaan en drukte de neus (van mijn vliegtuig) onmiddellijk omlaag om naar Lt. Dickson uit te kijken.

Ergens links van me en een flink eind onder me zag ik stukken van een ongeïdentificeerd vliegtuig vallen. Ik dacht dat Lt. Dickson een Me 109 had vernietigd, maar nadat ik was teruggekeerd en me weer bij de "flight" had aangesloten, zagen we hem niet. Ik draaide op een FW-1 90 af die Lt. Kenney had besprongen en hij maakte een splits-S. Daarop achtervolgden we een vijandelijk vliegtuig over een aantal mijlen vlak boven de grond zonder op hem te winnen en trokken toen op, waarna het RAF-vliegtuig de achtervolging voortzette.

Deze getuigenis lijkt de verklaringen te staven van ooggetuigen op de grond die beweren dat het vliegtuig van Lt. Dickson niet werd neergeschoten, maar door een te grote druk op de vleugels uit elkaar sprong. De vlieger spreekt immers van een snelle duikvlucht en uit alles blijkt dat Lt. Dickson zijn manoeuvre zeer abrupt uitvoerde - hij gunde zich blijkbaar zelfs geen tijd zijn medepiloten ervan te verwittigen dat hij tot de aanval overging. Kan het zijn dat het vliegtuig juist over de grens van zijn uithoudingsvermogen werd gemanoeuvreerd, dat sterk verminderd was als gevolg van een zekere metaalmoeheid? Hoe het ook zij, Lt. Dickson, de aas uit Aberdeen, Mississippi, was dood.

William S. Dickson, Jim Bells broer, droeg het onderstaande gedicht op ter nagedachtenis van zijn zo vroeg gestorven broer:

 

A Very Fuif Life

So young was he in point of time
To face a war scarcely understood
So ill prepared in state of mind
To face a foe who lusts for blood

And yet when country called he went
So sure of self and unafraid
With youth's own shield of immortality
Filled with the thrill th at danger made

To serve his country he was trained
To fly alone on aerial wing
He came to love his skyborne post
Which gave him rein to do HlS thing

To fly his very own machine
Did fit his character best by far
For thought he'd played the games of youth
On teams - he'd always been the star

Stilt later when the toil of war
Had brushed aside his youthful zeal
He did not crumble - only stood
A man - emerged of stronger steel

I feel he lived a fuller life
Though eàrly he did fall
And grew to heights we'lJ never reach
before he gave his all.

Brother Bill, March 1980

James Bill Dickson & Betty Lou
James Bill Dickson & Betty Lou
James Bill Dickson & Betty Lou
James Bill Dickson & Betty Lou

8 april 1944.

Eerste luitenant JAMES BELL DICKSON piloot van de jager P-15 B 10 Mustang van de 355-ste Fighter Group.
Verongelukt op 8 april 1944 te Haulerwijk. Dickson was toen 21 jaar en was afkomstig uit Aberdeen (Mississippi) U.SA Hij was opgestegen van het vliegveld Steeple Morden (Herttordshire) Engeland.

JAMES BELL DICKSON in zijn vliegtuig P-15 B 10 Mustang. Het vliegtuig droeg de naam van zijn vrouw "BOBBIE LOU"

De Luitenant-piloot werd gekist in een door de firma Offringa geleverde lijkkist en uiteindelijk opgebaard in 't opbaarhuisje op de begraafplaats te Haulerwijk, waar de "gemeente-veldwachter" Kort de wacht moest houden, totdat op 11 april 1944 des morgens, James Bill Dickson in Haulerwijk ter aarde werd besteld in aanwezigheid van een Duitse onderofficier en twee militairen (zonder rang) van de Duitse weermacht, burgemeester Bon t e koe van Ooststellingwerf, Groepscommandant der Marechaussee Paulusma, Hoofdwachtmeester Bleeker uit Oosterwolde en de plaatselijke Hervormde predikant Ds. Meyering, die een kort woord sprak en het "Onze Vader" bad. De inwoners van Haulerwijk hadden geen toegang tot de begraafplaats, doch omzoomden deze achter de beukenheggen.

Na te zijn gekist werd het lichaam van Jim Beul Dickson opgebaard in het dodenhuisje op de Protestantse begraafplaats van Haulerwijk. Op de ochtend van 11 april 1944 werd de gesneuvelde vlieger begraven. Bij de begrafenis waren van Duitse zijde slechts een onderofficier en twee soldaten aanwezig (de aanwezigheid van een officier vond men in die dagen wellicht al te veel eer); van Nederlandse kant woonden de burgemeester van Ooststellingwerf, de heer Gerlof Auke Bontekoe, de plaatselijke Hervormde predikant, Ds. Meyering en een paar politiemensen de sobere plechtigheid bij.

De geestelijke sprak enkele woorden aan het graf en bad het 'Onze Vader'. De inwoners van Haulerwijk was de toegang tot de begraafplaats ontzegd, maar zij hadden zich in grote getale achter de beukenhagen verzameld: een laatste huldeblijk aan een gevallen bondgenoot.

VLEUGELS BOVEN IN EN OM HAULERWIJK EN DE GEVOLGEN

In de nacht van 27 op 28 september 1943 stortte een Lancaster B 111 van het Pathfinder Squadron brandend neer (zie verhaal in Haulerwijk-Waskemeer 1756-1985) waaruit 7 bemanningsleden boven Groningerland waren gesprongen en waarvan een boordwerktuigkundige t.w. Fred Baulter in Haulerwijk werd opgevangen en in veiligheid gebracht. Op 22 december 1943 boorde met een onvoorstelbaar gierend geluid een U.S.A.A.F. jager met de jachtvlieger Richard Crow zich in de grond naast de woning van Harke Landmeter te Haule. Het was een Thunderbolt F 47 die midden in een aardappelopslag terecht kwam en zich zo diep in de grond boorde dat er alleen een gat in de grond was te vinden. De aardappels lagen her en der, zelfs in de dakgoten van de overburen aan de andere kant van de verkeersweg. Nu Dorpstraat 19 en 21.

Later, na de oorlog heeft de gravendienst met groot materieel dagen lang gezocht naar vliegtuig en piloot, totdat men met een dosis geluk het herkenningsplaatje heeft gevonden. Richard Crow is 16 juli 1946 begraven te Neuville-België. In Haule wijst niets meer de plaats aan waar deze ramp zich voltrok. Twee maanden eerder op 8 oktober 1943 maakte een Duitse Messersmidt te Een (West) zuidelijk van de Zwartendijkschans een noodlanding. De piloot van deze Duitse jager werd door de omwonenden bewusteloos aangetroffen en per ladder vervoerd naar de "Voonkamer van Van Beek aan de Schansweg.

Onderwijl fietste dokter Beumer van Haulerwijk-beneden (nu Waskemeer.) naar Haulerwijk en werd in midden Haulerwijk staande gehouden door de aannemer Pieter Offringa die vertelde dat er een vliegtuig naar beneden was gekomen bij de Schans. Dokter Beumer spoedde zich naar zijn huis, gooide wat extra verband etc. in zijn auto en reed naar het huis van de Van Beek's en constateerde aldaar een schedelbasisfractuur bij de piloot en maakte hem voor vervoer gereed en samen o.a. met Ds. Van Til uit Een wachten ze op de Duitse militairen, die hun fiat moesten geven voor vervoer.

Na lange tijd verschenen deze met een ambulance en schoven de patiënt met "ziekenraam" en de schaarse dekens van de familie Van Beek onder het raam door en werd de jagerpiloot per auto ambulance naar het R. K. Ziekenhuis te Groningen vervoerd. Ondanks de verzorging, die de Duitsers zelf op zich namen, is de piloot 4 dagen nadien op 12 oktober 1943 overleden. Op verzoek van dokter Beumer zijn ziekenraam en dekens later door het R.K.Z. geretourneerd. 8 april 1944 had boven Haulerwijk en omgeving een hevig luchtgevecht plaats tussen enkele Duitse en Amerikaanse jagers, totdat omstreeks 2 uur even ten westen van de Slinke en ten oosten van de Rendijk, een Amerikaanse jager zodanig werd geraakt dat ze in de lucht explodeerde en de piloot geen kans meer kreeg het vliegtuig te verlaten en hij nog vastgebonden aan zijn vliegers stoel eruit werd geslingerd en dodelijk gewond door de val terecht kwam achter de huizen, toen bewoond door Tjibbe Veenstra en Eelse Hof op een stuk bouwland ten oosten van de Rendijk. De motor lag meer oostelijk op het land van Mindert de Boer en een stuk van de romp met mitrailleur bijna op zandweg Rendijk.

Het was voorzover men kon nagaan een Mustang P 51 van de North American fabriek. Vanaf de tegenwoordige Norgerweg had ik het gevecht, de explosie en het neerstorten gevolgd en spoedde me per fiets naar de fatale plaats, leende een wit beddelaken en bedekte de piloot voor al te nieuwsgierige blikken en te grage handen. Later, na het aanrukken van een brancard hebben we deze 21-jarige Luitenant van de U.S. Army Air Force, James Bill Dickson uit Aberdeen Mississippi, binnen gedragen in de schuur van Eelse Reinder Hof aan de Rendijk. Tegen de avond kwamen de Duitsers die de vlieger ontdeden van zijn bezittingen en het privé bezit waaronder een trouwring in een apart zakje terecht kwam voor het Rode Kruis. De Luitenant-piloot werd gekist in een door de firma Offringa geleverde lijkkist en uiteindelijk opgebaard in 't baarhuisje op de begraafplaats te Haulerwijk, waar de "gemeente-veldwachter" Kort de wacht moest houden, totdat op 11 april 1944 des morgens, James Bill Dickson in Haulerwijk ter aarde werd besteld in aanwezigheid van een Duitse onderofficier en twee militairen (zonder rang) van de Duitse weermacht, burgemeester Bontekoe van Ooststellingwerf, Groepscommandant der Marechaussee Paulusma, Hoofdwachtmeester Bleeker uit Oosterwolde en de plaatselijke Hervormde predikant Ds. Meyering, die een kort woord sprak en het "Onze Vader" bad. De inwoners van Haulerwijk hadden geen toegang tot de begraafplaats, doch omzoomden deze achter de beukenheggen. Na de bevrijding heeft de Amerikaanse gravendienst James Bill Dickson's body vervoerd naar de Amerikaanse begraafplaats in België, waarna de familie besloot hem te herbegraven in hun stad Aberdeen.

James Bill was gehuwd en had één kind. De familie heeft de privé bezittingen via het Rode Kruis terug ontvangen, waaronder de trouwring. De weduwe is later hertrouwd. Zijn broer liet later nog weten dat James Bill, hoewel klein van gestalte, een intelligente goede atleet was. Hij had het plan zijn vader op te volgen in het medische beroep en hij zou dit ongetwijfeld gedaan hebben als er geen oorlog was gekomen. Hij was in zijn eerste halfjaar aan de Universiteit van Mississippi, toen de Japanners Pearl Harbour bombardeerden en binnen 2 weken was hij bij het luchtkorps.

Alabama. Op de begraafplaats in Haulerwijk staat ter herinnering o.a. aan deze gesneuvelde jager piloot een monument met het opschrift:

"James B. Dickson, Luitenant U.S.A.A.F. 8 april 1944 en Henri Pintaud Chasseur Parachutist Francais 8 april 1945." Precies een jaar verschil, op bijna dezelfde plaats, maar "that is another story".

James Bill Dickson van de 355ste Fighter Group kwam na zijn aanmelding in december 1941 ruim twee jaar later naar Europa, bevocht zeven overwinningen en sneuvelde 8 april 1944 boven Haulerwijk, waar hij werd begraven. Na de oorlog herbegraven door de 1Amerikaanse gravendienst bij het Sterrenbos te Groningen, vandaar naar het Amerikaanse Ereveld te Margraten en later op verzoek van de familie herbegraven in de Verenigde Staten.

Op zondagmorgen tussen 11.30 en 12.00 uur ontplofte boven Haulerwijk op 26 november 1944 een Boeïng B-17G bommenwerper, een z.g. vliegend fort of zoals de Duitsers het pleegden te noemen "een vliegende doodkist". Zo’n Boeïng B-17G  heeft normaal 10 bemanningsleden aan boord en vier motoren van ieder 1200 P.K. De ontploffing was in het gehele dorp duidelijk hoorbaar en veel inwoners stoven naar buiten. Overal zag men brandende stukken van het vliegtuig in de lucht zweven, vooral ten zuiden van de Haulerwijkstervaart kwamen deze terecht: o.a. op de begraafplaats en omgeving.

Het grootste en zwaarste deel van het wrak lag op een stuk land bij de woning van de familie Rommert Dijkstra in de buurt van het Blauwe Bos, terwijl ook nog een zware niet ontplofte bom meters diep in de grond verdween. Deze bom is pas in 1985 onschadelijk gemaakt Maar het allerbelangrijkste: "Waar zijn de bemanningsleden gebleven?" De Boeïng B-17G , terugkomende van een aanval op Duitsland, Vliegende met een snelheid van 450 km per uur op een hoogte van 7000 meter, verloor onderweg steeds meer snelheid en zakte, aangeschoten zijnde, steeds lager tot de bemanning opdracht kreeg te springen, De eerste die de grond raakte kwam terecht achter het kruidenierswinkeltje van Van Wijk in de Haspel bij Zevenhuizen en werd spoedig gearresteerd en later met parachute en al afgevoerd naar Leek. Een andere landde in de omgeving van Allardsoog en daarover heeft het verzet uit Haulerwijk zich ontfermd. Achter het veevoederbedrijf Gebrs. Van der Wal kwamen twee terecht die verdwenen richting Mandeveld onder Bakkeveen. Zelfs in de dakgoot bij winkelier Uiltje Kampen (Hoofdwegboven no. 65) kwam er één terecht die snel in huis werd genomen en later afgevoerd om onder te duiken. De commandant van de Boeïng behorende tot de 91 e Bombergroup en gestationeerd in Bassinhbourn Engeland was de eerste piloot Stevens.

De 2e piloot Dean Barker landde midden in Haulerwijk op de ijsbaan, waar heel wat mensen kwamen kijken en Sietse Blauw, die geen woord Engels sprak, hem meenam en naar Ranse Scheringa bracht aan een zand reed van de hedendaagse Vennootsweg te Een. Uiteindelijk kwam deze Barker met nog twee andere piloten terecht in de bossen van Veenhuizen, waaruit Henk (BiII) Woering ze onderbracht, bij hem thuis twee en de derde kwam terecht, eerst bij Emo Paapst en later bij zijn a.s. schoonouders fam . G. Meijering. Bij huiszoekingen werden de werkmeesters Koop Woering en Gesinus Meijering resp. 54 en 53 jaar oud en Emo Paapst 25 jaar gearresteerd en afgevoerd naar Neuegamme en zijn niet

teruggekeerd. De piloten werden niet gevonden en via de bossen van Veenhuizen kwamen ze door Henk Woering uiteindelijk terecht bij Peet de Boer, de verzetsstrijder van "Hoeve ter Haule" en verder getransporteerd. De meeste bemanningsleden van de geëxplodeerde Boeïng hebben de bevrijding in Nederland afgewacht, alvorens ze vertrokken naar hun onderdeel in Engeland. Ten gevolge van de 'explosie van de Boeïng B-17G boven Haulerwijk en de landing van de bemanningsleden op zondag 26 november 1944 werd de politieman Kees de Vree uit Haulerwijk-beneden door de Duitsers gearresteerd. Hier volgt zijn eigen verslag:

Op een zondagmorgen in november 1944 was ik als politieambtenaar belast met de bewaking van de door de Duitse bezetting in beslag genomen winkel met woonhuis van Jan Fokkema (nu Hoofdweg-boven 13) te Haulerwijk. In de loop van de voormiddag, zo omstreeks 11.30 uur explodeerde boven Haulerwijk een geallieerde bommenwerper, waarvan het grootste deel met nog enkele bommen aan boord, terecht kwamen op het land bij het huis van Rommert Dijkstra. De vliegers waren alle per parachute geland in Haulerwijk en nabije omgeving. Mij werd door een inwoonster van het huis naast dat van voornoemde Fokkema medegedeeld dat één der vliegers was terecht gekomen op het ijsbaan-terrein en zij

voegde daaraan toe dat de politie daar moest gaan kijken. Zij doelde natuurlijk op een mogelijke arrestatie van de afgesprongen vliegenier. Ik ben toen in gezelschap van Bert van den Berg in Haulerwijk naar de mij aangewezen plaats gegaan. Wij troffen daar een aantal inwoners aan die bezig waren een parachute op te vouwen. Tussen deze mensen ontwaarden wij ook de neergekomen vlieger. Bij onze komst zagen wij ook dat één van deze inwoners (Sietse Blaauw) zich over de vlieger ontfermde en meenam verder weg het land in, kennelijk met het doel hem in veiligheid te brengen. Hoewel ik op grond van de Duitse voorschriften verplicht was de vlieger te arresteren, heb ik niets ondernomen om de vlucht van hem te voorkomen noch om hem te arresteren. Nadat ik opdracht had gegeven de inmiddels opgevouwen parachute op te bergen, ben ik teruggekeerd naar mijn bewakingspost.

Des namiddags was ik belast met de bewaking van het neergestorte vliegtuig in het weiland noordelijk van het Blauwe Bos nabij de woning van voornoemde R. Dijkstra. In de loop van die middag kwam een drietal Duitse militairen bij het wrak kijken. De commandant stelde zich aan mij voor en toen ik mijn naam noemde gingen de andere twee met hun vuurwapens in de aanslag achter mij staan en pakte één van hen mijn pistool uit de tas. Ik kreeg vervolgens opdracht met hen mee te gaan. Een paar maal werd mij gevraagd waar de parachutist gebleven was. Waarheidsgetrouw antwoordde ik telkens weer dat niet te weten. Ik begreep dat ik gearresteerd was, omdat ik nagelaten had de afgesprongen vlieger in te rekenen, terwijl ik daartoe wel in de gelegenheid was geweest. Het was mij duidelijk dat "iemand" dit aan de Duitsers had verklikt. Men bracht mij naar de Hoofdweg vlak bij de voetbrug(draai) en onder strenge bewaking plaatste men mij tegen een heg voor de woning bij Frits Ludwig (nu Hoofdweg-boven 64). Toen ik daar stond schoot het mij te binnen dat ik een illegaal blaadje in de binnenzak van mijn overjas had. Ik zag gelukkig kans om dit ongemerkt uit mijn jas te halen en in de heg, waar ik tegen aan stond, te laten verdwijnen. Ik zag vervolgens dat de mij bekende winkelier Uiltje Kampen, buurman van Frits Ludwig, naar mij stond te gebaren bij hem te komen. Dit kon uiteraard niet. Later vertelde hij mij dat hij er geen erg in had dat ik gearresteerd was. Hij wilde mijn hulp hebben, want hij had een bemanningslid van het geëxplodeerde vliegtuig in huis die bij hem in de dakgoot was geland en hij wist niet wat hij daarmee verder moest doen. Na enige tijd kwam er een Duitse auto en daarin moest ik plaats nemen. Ik moest mijn uniformpet voor mijn gezicht houden. Kennelijk mocht ik niet zien waar we heen zouden rijden, maar natuurlijk lukte mij dat wel.

Wij stopten voor de woning van de N.S.B.-ster J. t. H. Ik moest mijn pet even opzij houden en deze juffrouw verscheen voor een geopend portierraam en zei tegen mij: "Zo De Vree, moet U de Duitsers ook helpen?" Ze was in gezelschap van de Duitser, dat mij had gearresteerd. Dit was duidelijk een confrontatie om aan te tonen dat de Duitsers de juiste te pakken hadden. Wij reden vervolgens de weg naar Zevenhuizen in en stopten gedurende een kwartier voor de woning van Sietse Blaauw, waarna bleek dat de vogels waren gevlogen. De rit met mij werd voortgezet naar Zevenhuizen. Hier moest ik de auto verlaten en werd mijn plaats ingenomen door een daar gevangen genomen vlieger bij de Haspel. Ik moest onder bewaking van 4 Duitsers per rijwiel mijn tocht vervolgen. In Leek aangekomen werd ik ingesloten in een arrestantenlokaal in het gemeentehuis aldaar. Hier bracht ik de nacht door. Gedurende deze nacht heb ik mijn portefeuille eens nagekeken en ontdekte een foto van een aantal inwoners van een mij niet meer bekende plaats in Drenthe. Deze mannen waren door de Duitsers gefusilleerd en de opbrengst van de verkoop van deze foto's was bestemd voor de nabestaanden. Ik probeerde eerst de foto fijn te kauwen en door te slikken, maar dat lukte niet. Ik maakte toen een opening in de strozak en stopte de foto in kleine stukjes in het stro. Een geluk dat ik niet was gefouilleerd.

De volgende dag (maandag) werd ik per auto overgebracht naar Groningen en onderweg werd steeds gezegd dat ik een gaatje in mijn hoofd zou krijgen. Na de overlevering aan de Sicherheitsdienst (S.O.) in het Scholtenshuis werd ik langdurig verhoord. Men wilde weten waar de parachutist in Haulerwijk gebleven was. Het was voor mij niet moeilijk om vol te houden dat ik dat niet wist. Vervolgens werd ik ingesloten in een arrestantenverblijf in het politiebureau. Daar ontmoette ik toevallig een inspecteur, genaamd F. Van Vliet. Hij was een oude bekende van me van de lagere school, die mede dankzij mijn vader bij de politie terecht was gekomen. Mij was bekend dat hij N.S.B.er was geworden. Niettemin heeft hij bij de Duitsers, waar hij uiteraard een goed entree had, een goed woordje voor mij gedaan, zodat ik na een dag verblijf in Groningen, mijn pistool weer in ontvangst kon nemen en werd zonder het gaatje in mijn hoofd, op vrije voeten gesteld,  onder de voorwaarde dat ik me ter beschikking moest houden.

Mijn vrouw was op de fiets naar Groningen gekomen, de hele vorige avond en nacht niet wetende waar ik bleef. Doordat de avondklok was ingesteld kon ze ook niet op onderzoek uitgaan. De volgende morgen vertelde men haar, dat ik gesignaleerd was, zittende in een Duitse auto met de pet voor mijn gezicht. Toen trok ze op onderzoek uit en hoorde in Groningen van mijn in vrijheidsstelling. Verdriet en vreugde liggen dan dicht bij elkaar. Op weg naar het Zuiderdiep, waar wij dachten een bus naar Haulerwijk te zullen aantreffen, ontmoetten we de veehandelaar Feike Boonstra uit ons dorp, die er voor kon zorgen dat ik een fiets ter beschikking kreeg. Mijn vrouw Annie en ik zijn toen samen tegen storm en regen in op niet al te beste fietsen naar Haulerwijk gefietst. Het was een zware 30 km tocht, maar we hadden het er graag voor over. Aan het eind van de rit werden we ontzettend moe en doorweekt tot op het vel, opgewacht door Bert en zijn vrouw Trienke die bij hun thuis voor heet water zorgden en ons van schone, droge kleren voorzagen en bleven daar slapen. Zo iets vergeet je je hele leven niet meer.

Ik ben niet ondergedoken, sliep de eerste tijd niet thuis en mijn dienst vervulde ik aan de z.z. van de vaart waar de zand-modderweg het autoverkeer voor vriend en vijand onmogelijk maakte. Na de bevrijding heb ik in het interneringskamp Fochteloo nog een onderhoud gehad met de vrouw die mij bij de Duitsers had aangebracht. Zij gaf tijdens dit onderhoud toe dat zij dit gedaan had omdat zij destijds meende dat het mijn plicht was over te gaan tot onmiddellijke arrestatie van de Amerikaanse vlieger. Zij vond het onjuist, dat ik mij aan die verplichting onttrok. Kort daarna is zij door de rechtbank te Leeuwarden voor dat verraad veroordeeld tot een vrijheidsstraf die ongeveer gelijk was aan de tijd die zij in voorarrest had doorgebracht. "

Zo is dit onderdeel van de landing van de vlieger Dean Barker op de ijsbaan in Haulerwijk voor vele betrokkenen in november 1944 nog goed afgelopen, want ook Sietse Blaauw ontkwam aan arrestatie, alhoewel hij wel tot de bevrijding bleef ondergedoken. Ook piloot Dean Barker is veilig in Amerika terug gekeerd. In Veenhuizen is dat minder goed afgelopen, daar is de hulp voor de vrijheid duur betaald.

In de nacht van 27 op 28 Sept, 1943 stortte een Lancaster B JIJ van het Pathfinder Squadron brandend neer (zie verhaal in Haulerwijk-Waskemeer 1756-1985)waaruit 7 bemanningsleden boven Groningerland waren gesprongen en waarvan een boordwerkkundige t.w. Fred Baulter in Haulerwijk werd opgevangen en in veiligheid gebracht.

Op 22 Dec. 1943 boorde met een onvoorstelbaar gierend geluid een U.SAA.F. jager met de jachtvlieger Richard Crow zich in de grond naast de woning van Harke Landmeter te Haule. Het was een Thunderbolt F 47 die midden in een aardappelopslag terecht kwam en zich zo diep in de grond boorde dat er alleen een gat in de grond was te vinden. De aardappels lager her en der zelfs in de dakgoten van de overburen aan de andere kant van de verkeersweg.

Later na de oorlog heeft de gravendienst met groot materieel dagen lang gezocht naar vliegtuig en piloot, totdat men met een dosis geluk het herkenningsplaatje heeft gevonden. Richard Crow is 16 Juli 1946 begraven te Neuville-België.

In Haule wijst niets meer de plaats aan waar deze ramp zich voltrok.

Twee maanden eerder op 8 Oct. 1943 maakte een Duitse Measersmidt te Een (West) zuidelijk van de Zwartendijkuchans een noodlanding. De piloot van deze Duitse jager werd door de omwonenden bewusteloos aangetroffen en per ladder vervoerd naar de woonkamer van van der Beek aan de Schansweg, Onderwijl fietste dokter Beumer van Haulerwijkbeneden (nu Waskemeer) naar Hallerwijk en werd in midden Haulerwijk staande gehouden door de aannemer Pieter Offringa die vertelde dat er een vliegtuig naar beneden was gekomen bij de Schans. Dokter Beumer spoedde zich naar zijn huis gooide wat extra verband etc. In zijn auto en reed naar het huis van de van Beek 's en constateerde aldaar een schedelbasis fractuur bij de piloot en maakte hem voor vervoer gereed en samen o.a. met Os, van Til uit Een wachten zo op de Duitse militairen die hun fiat moesten geven voor vervoer.

Na lange tijd verschenen deze met een ambulance en schoven de patiënt met ziekenraam en de schaarse dekens van de familie van Beek onder het raam door en werd de jager piloot per auto ambulance naar het R.K. Ziekenhuis te Groningen vervoerd. Ondanks de verzorging die de Duitsers zelf op zich namen is de piloot 4 dagen nadien op 12 Oct. 1943 overleden.

Op verzoek van dokter Beumer zijn- ziekenraam en dekens later door het RKZ. geretourneerd.

8 April 1944 had boven Haulerwijk en omgeving een hevig luchtgevecht plaats tussen enkele Duitse en Amerikaanse jagers, totdat omstreeks 2 uur even ten westen van de vaart en ten oosten van de Rendijk een Amerikaanse jager zodanig werd geraakt dat ze in de lucht explodeerde en de piloot geen kans meer kreeg het vliegtuig levend te verlaten en hij nog vastgebonden aan zijn vliegerstoel eruit werd geslingerd en dodelijk gewond door de val terecht kwam achter de huizen toen bewoond door Tjibbe Veenstra en Eelse Hof op een stuk bouwland ten oosten van de Rendijk, De motor lag meer oostelijk op het land van Mindert de Boer en een stuk van de romp met mitrailleur bijna op de zandweg Rendijk.

Het was voor zover men kon nagaan een Mustang P 51 van de North American fabriek,

Vanaf de tegenwoordige Norgerweg had ik het gevecht, de explosie en het neerstorten gevold en spoedde me per fiets naar de fatale plaats leende een wit beddenlaken en bedekte de piloot voor al te nieuwsgierige blikken en te grage handen.

Later, na het aanrukken van een brancard hebben we deze 21-jarige luitenant van de U.S. Array Air Force JAMES BILL DICKSON uit Aberdeen Mississippi binnen gedragen in de schuur Eelse Reinder Hof,

Later tegen de avond kwamen de Duitsers die de vlieger ontdeden van zijn bezittingen en het prive bezit waaronder een trouwring in een apart zakje terecht kwamen voor het Rode Kruis. De luitenant-piloot werd gekist in een door de firma Offringa geleverde lijkkist: en uiteindelijk opgebaard in baarhuisje op de begraafplaats te Haulerwijk, waar de "gemeente veldwachter" Kort de wacht moest houden, totdat op 11 April 1944 des morgens James Bill Dickson te Haulerwijk ter aarde werd besteld in aanwezigheid van een Duitse onderofficier en twee militairen zonder rang van de Duitse weermacht,

Burgemeester Bontekoe van Ooststellingwerf, Groepscommandant der Marechaussee Paulesma, Hoofdwachtmeester Bleeker uit Oosterwolde en de plaatselijke Hervormde predikant Ds. Meyering die een kort woord sprak en het "Onze Vader" bad. De inwoners van Haulerwijk hadden geen toegang tot de begraafplaats, doch omzoomden deze achter de beukenheggen.

Na de bevrijding heeft de Amerikaanse gravendienst Janes Bill Dickson 's body vervoerd naar de Amerikaanse begraafplaats in België, waarna de familie besloot hem te herbegraven in hun stad Aberdeen.

James Bill was gehuwd en had één kind. De familie heeft de privé bezittingen via het Rode Kruis terug ontvangen, waaronder de trouwring. De weduwe is later hertrouwd.

Zijn broer liet later nog weten dat James Bill, hoewel klein van gestalte een intelligente goede atleet was. Hij had het plan zijn vader op te volgen in het medische beroep en hij zou dit ongetwijfeld gedaan hebben als er geen oorlog was gekomen.

Hij was in zijn eerste halfjaar aan de Universiteit van Mississippi, toen de Japanners Pearl Harbour bombardeerden en binnen 2 weken was hij bij het luchtcorps. . .

De foto is afkomstig van broer William S., rechter in Birmingham, Alabama.

James Bell Dickson *19-01-1923 †8-4-1944 en Henry Roger Jean-Louis Pintaud *30-11-1923 †8-4-1945.
James Bell Dickson *19-01-1923 †8-4-1944 en Henry Roger Jean-Louis Pintaud *30-11-1923 †8-4-1945.
James Bell Dickson *19-01-1923 †8-4-1944 en Henry Roger Jean-Louis Pintaud *30-11-1923 †8-4-1945.
James Bell Dickson *19-01-1923 †8-4-1944 en Henry Roger Jean-Louis Pintaud *30-11-1923 †8-4-1945.
James Bell Dickson *19-01-1923 †8-4-1944 en Henry Roger Jean-Louis Pintaud *30-11-1923 †8-4-1945.
James Bell Dickson *19-01-1923 †8-4-1944 en Henry Roger Jean-Louis Pintaud *30-11-1923 †8-4-1945.

Op de begraafplaats in Haulerwijk staat ter herinnering o.a. aan deze gesneuvelde jager piloot een monument met het opschrift "James B. Dickson, Luitenant U.S.A.A.F. 8 April 1944 en Henri Pintaud Chasseur Parachutist Francais 8 April 1945."

Precies een jaar verschil op bijna dezelfde plaats, maar "that is an ather story".

Lt. James Dickson van de 355ste Fighter Group. Hij kwam op 8-4-1944 op 21-jarige leeftijd om liet leven toen zijn P-51 Mustang neerstortte te Haulerwijk.
Jim Bell was een atletisch gebouwde bijzonder intelligente jongeman, die zich had voorgenomen mettertijd in de voetstappen van zijn vader te treden. die arts was in Aberdeen. Mississippi. Twee weken na de Japanse aanval op Pearl Harbor meldde hij zich zoals zo velen van zijn landgenoten bij de Amerikaanse strijdkrachten. Ruime twee jaar later was hij in Europa en vloog zijn gevechtsopdrachten vanaf Sleepte Morden (Herts )Hij bracht het tot zeven overwinningen.

Barbara Stuart Dickson Gullick Stephens
Barbara Stuart Dickson Gullick Stephens