Dokter Beumer

Van Edith Boeker.

Een aantal jaren geleden klopte ik bij u aan om informatie over dokter Beumer, tbv een stuk dat ik schreef voor mijn opleiding aan de Schrijversvakschool Groningen. U hebt me toen geweldig geholpen, ook met de contactgegevens van Lucie Dermois en Woppie Siepel. Het stuk is er gekomen en goed beoordeeld.

Afbeeldingen aangevuld uit Coll. Historische ver. Haulerwijk

C.W. Beumer
C.W. Beumer
C.W. Beumer

Dokter Beumer, de Hollander die Fries werd.

Driehonderd dorpskinderen staan verzameld bij café Het Bruine Paard. Meest blond en kortgeknipt, de kleinsten met zelfgemaakte feesthoedjes op. Vlaggetjes wuiven als er een taxi voorrijdt. De man met het witte haar en de hoornen bril die uitstapt, is dokter Beumer en hij neemt vandaag afscheid als huisarts van Haulerwijk. Vrijwel alle zangertjes zijn door hem persoonlijk op de wereld geholpen. En hun moeders vóór hen, want de dokter heeft er bijna veertig jaar opzitten. Twee dagen lang zal het afscheidsfeest duren, te beginnen met de aubade die nu losbarst uit driehonderd keeltjes. Daarna krijgen ze allemaal een sinaasappel. Het is 23 april 1963.

Vandaag de dag, ruim vijfentwintig jaar na zijn dood, leeft de herinnering aan dokter Beumer nog steeds volop in het langgerekte dorp aan de vaart. Hoe hij altijd klaar stond, bij dag en bij nacht. Hoe eigengereid hij was, meelevend met de mensen zonder geld maar streng voor simulanten. En niet te vergeten, hoe hij als Hollander uit de welvarende Bollenstreek hiernaartoe kwam, of all places. Fries werd met de Friezen, en nooit meer wegging. The good doctor. Maar dan echt.

Waarom kwam hij hier naartoe, deze achtste en jongste zoon van het Hoofd der lagere school in Sassenheim, Noord-Holland? Afgestudeerd in Leiden lag de wereld november 1923 voor hem open. Toch reageerde hij op een advertentie van de toenmalige vereniging Plaatselijk Belang, ‘Vooruitgang’ geheten. Al geruime tijd streefde deze vereniging naar een eigen huisarts voor Haulerwijk. In een landschap van vaarten, zand- en modderweggetjes is twaalf kilometer naar de dichtstbijzijnde arts in Oosterwolde een heel eind. Te ver, als het gaat om een spoedgeval. Er moest iets gebeuren, maar wie vestigt zich in een dorp van turfstekers, boeren en landarbeiders, waar een groot deel van de patiënten de rekening niet betaalt?

Eén van de eerste sociale voorzieningen voor de volksgezondheid bood uitkomst: de zogenaamde armenpraktijk. Bij deze regeling betaalde de gemeente de arts een vaste vergoeding van tussen de negen- en twaalfhonderd gulden per jaar. Voor dat bedrag moest hij alle armlastige patiënten behandelen, inclusief medicijnen. Een vetpot was dat niet; Beumer reageerde als enige op de advertentie en voor alle zekerheid ging hij ook in Jubbega kijken. Maar de hartelijke ontvangst in Haulerwijk trof de jonge kandidaat.

En zo arriveerde Cornelis Wilhelmus Beumer in het voorjaar van 1924, en nam zijn intrek in het statige pand van de familie Van den Berg aan de Hoofdweg-boven. Als kostganger met twee kamers boven en een kleine spreekkamer op de begane grond. ‘Zó klein was die spreekkamer!’ Woppie Siepel gebaart hoe klein: zo’n zes, zeven vierkante meter misschien. Als tante-zegger was zij kind aan huis bij de twee zusters Van den Berg en hun broer. ‘Er kon maar net een onderzoekbank staan. En een paar kastjes voor de medicijnen. Ik herinner me niet eens, of hij een bureau had.’ De patiënten wachtten in de lange gang, waar een bankje in drie zitplaatsen voorzag. De rest stond - bij mooi weer tot op de stoep. Het spreekuur was iedere ochtend; de middag, avond en eventueel de nacht waren voor de visites.

De dokter werkte dag en nacht

dat herinnert Lucie Dermois zich. Ook zij zag het levenslicht onder de deskundige begeleiding van dokter Beumer. ‘Als je een beroep op hem deed, kwam hij’. Aanvankelijk deed hij dat op de fiets, maar in het najaar van 1924 kwam er een dienstauto, met achterop een speciale constructie die het mogelijk maakte om de fiets mee te nemen voor die adressen die niet met de auto te bereiken waren. Gewapend met een petroleumlamp fietste of liep de dokter het laatste stuk door het aardedonker. Later zou hij zeggen dat hij aan die lichaamsbeweging wellicht zijn eigen blakende gezondheid te danken had. In al die bijna veertig jaar was hij, een stevige roker, maar één keer ziek.

En gelukkig maar, want de sterftecijfers in het dorp daalden behoorlijk nu er snelle hulp beschikbaar was. Vooral bij een griepepidemie was het doorhalen geblazen. Dan deed de dokter weleens een etmaal zonder slaap en soms zelfs zonder eten. Maar ook de vele bevallingen hakten erin. Ruim honderd per jaar, want de meeste moeders wilden ‘dokter’ erbij en niet de vroedvrouw. Wachtend op de weeën rustte hij even uit van al zijn zwoegen. Hij viel in slaap, in de kamer ernaast, waar zijn sigaret een schroeiplek in de tafel brandde. Of naast het bed, met zijn hoofd op de dekens. Tot hij zo vertrouwd was, dat hij eenvoudig de kraamvrouw verzocht om wat op te schuiven.

Dokter Beumer
Dokter Beumer
Dokter Beumer
In de portiek bij dokter Beumer.
vlnr.
Sierd Koning fietsmaker, verkocht zijn eigen merk rijwiel onder de naam S.K.H (Sierd Koning Haulerwijk)
Aaltje van den Berg.
Cornelis Wilhelmus Beumer Huisarts.
De vader van Dokter Beumer.
Dina van den Berg.
Ietje van der Wal Dienstmeisje.

Een visite in 1924.

De dokter knikt tevreden naar de kleine meid in het grote bed. De koorts is voorbij, het gevaar geweken. ‘Ze mag er wel even uit’, zegt hij tegen de moeder. ‘Maar dokter’, reageert die ontsteld, ‘ze is er nog niet eens af geweest!’ Misverstanden liggen op de loer als je de taal van de mensen niet spreekt. Dus leert de dokter Fries. Hoe moet hij anders met de ouderen praten? En met de kinderen die, zo weet hij, veel flinker zijn als je hun ouders even de gang op stuurt.

‘Zij gebruiken hun huil- en schreeuwpartij alleen maar om het medelijden-klankbord bij de vader of moeder in werking te stellen’, zal een interviewer later van hem optekenen. Dat klinkt hardvochtig, maar toch hield de dokter van kinderen, en het lijkt erop dat de kinderen ook van hem hielden. ‘Je kreeg altijd een aai over je bol’, zegt Lucie Dermois. ‘En soms snoepjes. Die kreeg ik nooit als kind.’ Woppie Siepel zocht met Pasen eieren in het gras van de grote tuin, waar ze ’s zomers kruisbessen, witte bessen en aardbeien plukte. Niet alleen gewone eieren, maar ook chocolade eieren. Een ongekende luxe, ‘dat kenden we helemaal niet in het dorp. Die hadden ze samen met dokter in Groningen gehaald. Met de auto.’

De tantes waren dol op hun nichtjes en neefjes, en ‘oom dokter’ al evenzeer. Op vijf december mochten zij hun schoen zetten, en dan zat daar de volgende ochtend misschien wel een pop in of een autootje. Dan liepen ze ook nog even naar boven, naar de kamers van oom dokter. Met pakjes beladen ging het dan verder naar school. Dat was weleens pijnlijk. Want niet alle kinderen in Haulerwijk kregen in die tijd pakjes van Sinterklaas.

01Hwk248
01Hwk252c
50Hwk101k
50Hwk313
52Hwk062
54Hwk225
54Hwk229
54Hwk230
54Hwk233
54Hwk235
01Hwk248
01Hwk252c
50Hwk101k
50Hwk313
52Hwk062
54Hwk225
54Hwk229
54Hwk230
54Hwk233
54Hwk235
01Hwk248
01Hwk252c
50Hwk101k
50Hwk313
52Hwk062
54Hwk225
54Hwk229
54Hwk230
54Hwk233
54Hwk235

De jaren dertig waren ook in Friesland zwaar.

‘Het was toen een verschrikkelijke tijd’, zou de dokter later zeggen. In het dorp wordt verteld, dat hij op weg naar een bevalling in een bijzonder arm gezin, eerst in de buurt nog wat rondvroeg om kleertjes. ‘Ik heb nooit begrepen dat de mensen niet in opstand kwamen’, zei hij toen hij op zijn negentigste verjaardag terugblikte.

Waarom hield de dokter het zelf vol, al die tijd? Was hij misschien een socialist? ‘O nee’, zegt Woppie Siepel stellig. ‘Hij was niet politiek aangelegd.’ Wel kon voor rijke patiënten de rekening soms wat hoger uitvallen. Maar dat was voor de balans, verzekeren ze in het dorp, en nooit voor eigen gewin. Afgezien van zijn rokertje en van tijd tot tijd een uitstapje met de auto, leefde ‘dokter’ eenvoudig. Hij bleef een groot deel van zijn werkzame leven in de kost bij de familie Van den Berg. ‘Zijn geheugen’ noemde hij hen in zijn dankwoord in 1963. Eén van de zussen deed zijn boekhouding, want daar maakte hij zelf een rommeltje van.

Maar het was méér dan een zakelijk arrangement, dat de vier vrijgezellen in het huis aan de Hoofdweg-boven verbond. ‘Hij werd als familielid beschouwd’, zegt Lucie Dermois. ‘Hij at mee aan tafel’. Al zouden ze hem nooit bij zijn voornaam noemen. Het bleef ‘dokter’. Maar verder was hij gewoon deel van de familie, weet Woppie Siepel. ‘Ze reden samen overal heen. Hij had familie in Zuid-Limburg. Daar gingen ze met zijn vieren heen, bleven een nachtje logeren. En de volgende dag weer terug.’

Was er dan niemand die met de dokter wilde trouwen? ‘O ja, er waren wel dames die om hem heen draaiden. Verpleegsters vonden hem heel aardig. Maar het zat er niet in.’

En zo bleef dokter Beumer het grootste deel van zijn werkzame leven inwonen bij de familie Van den Berg. En bleef hij zijn hele leven in Haulerwijk. ‘Ik had een groot plichtsbesef. Dat deed me hier blijven’ heeft hij er later weleens over gezegd. Een manier van spreken die je tegenwoordig niet meer zo hoort, net zomin als: ‘kijk, in het werk dat je uit vrije wil gekozen hebt, daarin heb je jezelf helemaal weg te cijferen. Het gaat helemaal en alleen om de ander en om de anderen, nooit om jezelf’.

Het is waarschijnlijk het ethos van zijn protestant christelijke opvoeding. In de oorlogsjaren, relatief laat, bevestigde hij die door officieel belijdenis te doen, tegelijk met een van de tantes. Plichtsbesef - in deze tijd zou je zeggen: engagement. Maar er is nog iets anders, en in hetzelfde interview benoemt de dokter dat ook. ‘Vrienden en kennissen hebben er weleens versteld van gestaan, dat ik mij hier in deze wereld van zand- en modderweggetjes (want zo was het hier toen nog!) zo op mijn gemak voelde. De waarheid is, dat ik mij eindelijk thuis voelde, echt thuis.’

Was het zijn afkeer van wat hij noemde: ‘rangetjes en standen’? In Leiden, met zijn deftige Studentencorps, gaapte een kloof tussen academici en gewone mensen. Met dat soort manieren moet je in Friesland niet aankomen.

Dat trof. ‘De werkelijkheid is’, aldus Beumer, ‘dat ik mij nooit echt “Hollander” heb gevoeld.’ Juist ‘tussen deze eenvoudige en hartelijk meelevende bevolking’ voelde hij zich gelukkig; een vis in het water misschien wel. Zodat hij die februarimaand in 1963 besloot: ‘Ik blijf hier wonen, midden tussen al die mensen die in die bijna veertig jaar zo bijzonder vriendelijk voor mij zijn geweest.’

En meer zullen we over dit onderwerp niet te weten komen.

Pas als de zusters Van den Berg sterven betrekt de dokter een eigen woning, naast de RABO-bank. Daar zal hij uiteindelijk ook overlijden, net geen 91 jaar oud. Het is Woppie Siepel die hem vindt als ze ’s morgens zoals altijd bij hem langskomt.

Zijn graf is maar een paar honderd meter verderop. Niet het familiegraf in Noord-Holland, want, heeft hij steeds gezegd, ‘Ik ben geen Hollander. Als ze daar C.W. Beumer op de steen zien staan, hebben ze geen idee wie dat is. Hier weten ze dat wel.’

 

Dat weten ze inderdaad. Nog steeds, tot op de dag van vandaag.

Edith Boeker